ZO ZIT DAT
Bureaucratie en bezuinigingen in de jeugdzorg
DE KINDEREN ZIJN DE DUPE
Tekst Frank Smit Illustratie Rhonald Blommesteijn
‘ZET HULPVERLENERS, OUDERS EN JONGEREN ZELF AAN HET ROER VOOR LIEFDEVOLLE JEUGDHULP’

Het rommelt in de jeugdzorg. Jaarlijks zeggen tal van medewerkers de sector vaarwel en zoeken elders hun heil. Weg van de bureaucratie, frustratie en onmacht. Wat overblijft is een sector die piept en kraakt. Bijeengehouden door zwoegende hulpverleners die met kunst- en vliegwerk het groeiend aantal jongeren en gezinnen proberen te helpen.
Ruimte voor passende zorg ontbreekt vaak, tijd voor aandacht en therapie is schaars, wachtlijsten lopen almaar op. Met als gevolg escalerende thuissituaties die met de juiste bezetting en middelen voorkomen hadden kunnen worden.
De oorzaak ligt, zoals zo vaak, bij politieke keuzes. Sinds 2015 is de jeugdzorg geen zaak meer van de provincies, maar van de gemeenten. Die decentralisatie maakte dat er in plaats van twaalf uitvoerders ruim 350 uitvoerders kwamen. Die hebben allemaal hun eigen ideeën over hoe de jeugdzorg moet worden ingericht.
Het idee achter de decentralisatie: dichter bij de mensen, makkelijker vindbaar voor wie het nodig heeft. ‘En dat bleek, want de zorgvraag steeg flink’, weet Maaike van der Aar, FNV-bestuurder voor de sector Jeugdzorg. ‘Acht tot negen gezinnen per medewerker is verantwoord, maar ondertussen groeide het aantal naar gemiddeld 25 of zelfs meer zaken. Dus meer werk, maar nog met evenveel handjes, de werkdruk is enorm gestegen.’
Administratie bijhouden
Tegelijk volgde een bezuinigingsslag van 25 procent. Gemeenten probeerden grip te krijgen op de uitgaven, dus kwam ook hier de registratiefetisj op tafel. Maaike: ‘Elke scheet, elk appje, telefoontje en elke fietsreis die je maakt moet worden opgeschreven.’
‘Ik ben gemiddeld zo’n 5 uur per week kwijt aan administratie’, vult jeugdzorgwerker Renna Himonetos aan. ‘En dan heb ik nog geluk dat het systeem waarin ik moet registreren redelijk vlot werkt. Ik vul in: van 13.00 tot 17.00 uur bij gezin X en dat is het. Je reistijd, het bezoek, alles valt daaronder. Maar ik ken ook systemen waarin je elke zucht moet registreren. 25 minuten voor dit, een uur voor dat. Dan zit je zo aan het dubbele aan bureautijd.’
Blijvende schade
Wat volgde is een uitgeholde sector, de rug toegekeerd door vele professionals die hun geluk liever beproeven in een baan waar hun kennis en kunde wel op waarde worden geschat. Maaike: ‘Omdat er zoveel mensen weglopen ontstaan er wachtlijsten en opnamestops, waardoor jongeren en gezinnen langer moeten wachten tot ze worden geholpen.’
Renna: ‘Heel veel jongeren worden uiteindelijk wel geholpen. Maar de groep die niet geholpen wordt, omdat die hulp te laat komt, wordt sinds 2015 groter en groter en zakt veel heftiger af. Voor een kind in bijvoorbeeld een huiselijke geweldsituatie geldt nu een wachttijd van zo’n zeven maanden. Dat is gewoon veel te laat, dan krijg je te maken met een kind met blijvende schade.’
Met als gevolg een litteken dat ook in het volwassen leven zichtbaar blijft. Renna: ‘Bij veel mensen met psychische problemen kun je die terug refereren naar wat ze in hun jeugd hebben meegemaakt. Dat zijn de mensen die bij de GGZ zitten, leiden aan PTSS (Posttraumatische Stressstoornis), depressies en angststoornissen. Zij komen telkens terug in de verslavingszorg, en raken dakloos.’
Duvel uit een doosje
Die opvang en therapie voor volwassenen kost ook wat. Nu investeren in tijdige en juiste zorg bespaart dus geld op de lange termijn. ‘Inkoppertje, zo simpel is het’, bevestigt Renna.
Die logica is het kabinet echter vreemd. Liever zien zij dat de al uitgeholde jeugdzorg nog eens extra bezuinigt. Maaike sloeg stijl achterover toen ze in het coalitieakkoord las dat het kabinet doodleuk nog eens een half miljard extra wil bezuinigen. ‘Dat kwam als een duvel uit een doosje. Niemand had dit verwacht, want eerder had het kabinet juist aangegeven te willen hervormen en investeren! Bezuinigen? Jullie zijn niet goed!’
Het lijkt erop dat het kabinet de jeugdzorg niet zo belangrijk vindt, denkt ze. ‘Het is een vrij onzichtbare sector waar niet iedereen mee te maken krijgt. Maar het is een maatschappelijke sector die voor onze maatschappij heel belangrijk is.’
De jeugdzorg reanimeren
De frustratie over hoe de jeugdzorg als ondergeschoven kindje wordt behandeld is ook duidelijk te horen in Renna’s stem. ‘Ik word hier ontzettend boos van. We weten zoveel, we hebben tig instituten die hebben aangetoond wat goed is voor de jeugdzorg. Maar we doen het niet, omdat we ons laten sturen door geld. Hoe is onze zorg verworden tot wat het nu is?’
Die boosheid voelt Maaike ondertussen in de hele sector. ‘Ze beseffen dat het zo niet langer kan. Je moet niet meer mee willen werken aan dit systeem. We praten al zeven jaar, waarschuwden toen al wat ervan zou komen. Maar er wordt niet ingegrepen door de beslissers. Dan moeten we maar stoppen met wat we doen, een spaak steken in de wielen van het systeem. Geen administratie meer doen, wachtlijsten laten ontstaan. Dan wordt het probleem pas echt inzichtelijk.’
Het doel: de jeugdzorg reanimeren. Maaike weet hoe: ‘Zet hulpverleners, ouders en de jongeren zoveel mogelijk zelf aan het roer, zodat een zo effectief en liefdevol mogelijke jeugdhulp ontstaat. Daarnaast moeten we de jeugdzorg hervormen en drastisch versimpelen. Minder aanbieders, minder lagen. We moeten af van de marktwerking en de verantwoordingsdruk. Dat krijg je alleen voor elkaar als het ministerie de centrale regie op zich neemt.’
Meer weten?
Wil je meer weten over hoe de FNV de jeugdzorg uit het slop wil trekken? Kijk op fnv.nl/jeugdsprong
Actie voor betere jeugdzorg
Duizenden jeugdzorgwerkers stonden op 15 maart zij aan zij op het Malieveld in Den Haag. Samen met onder anderen jongeren, ouders, gemeenteraadsleden en politici voerden zij actie voor een betere jeugdzorg, meer waardering en een goede cao. Nooit eerder kwamen zoveel mensen in actie voor de kopje-onder gaande sector. En met (enig) succes. Want de eerder vastgelopen cao-onderhandelingen werden vlot getrokken, met een nieuwe cao als resultaat. Het is een goede eerste stap, maar bij lange na niet voldoende. De grootste stappen moeten op organisatorisch vlak worden genomen. Dat kan alleen door het jeugdzorgstelsel structureel te hervormen. Het is aan het kabinet om die handschoen op te pakken.
‘ZONDE, DAT WAS NIET NODIG’
‘HET WAS EEN ACHTBAAN’
Moraya Lopez (24) verhuisde 15 keer
‘Sinds ik een baby was zijn jeugdzorg en andere organisaties al bij ons gezin betrokken geweest. Ik weet eigenlijk niet beter. Tot m’n elfde heb ik thuis gewoond, daarna ben ik uit huis geplaatst en verbleef ik tot m’n achttiende op groepen. Wat ik in die tijd vooral merkte is dat er heel veel mensen af en aan betrokken waren bij mij en ons gezin. Dat zie ik nu ook weer bij mijn broertje gebeuren. Veel wisselende mensen die net als bij mij niet echt de tijd nemen of kunnen nemen om passende hulp te bieden. Er worden teveel brandjes geblust. Terwijl: als je de tijd neemt om na te gaan wat de kern van het probleem is, kom je sneller tot een passende oplossing die perspectief biedt. In mijn geval is er bijvoorbeeld niet goed gekeken naar het hele plaatje en naar wat in mijn eigen netwerk mogelijk was. Daar had ik gewoon in opgevangen kunnen worden. Nu ben ik vijftien keer verhuisd. Zonde, dat was niet nodig.’
Moraya maakt als singer-songwriter muziek over de jeugdzorg: www.moraya.nl
Mannus Boote (31) ontving zelf jeugdzorg en traint hulpverleners en jongeren
'Ik heb tijdens mijn puberjaren vier jaar te maken gehad met jeugdzorg: twee jaar thuis, daarna in een netwerkpleeggezin en uiteindelijk in een leefgroep. Het was een achtbaan, niet wetende wanneer je weer een andere bocht of looping inging. Ik werd vooral geleefd. Ik heb daarbij heel veel verschillende begeleiders gehad. Ging er eentje weg, kreeg je weer een nieuwe. Ik had eerst zes weken nodig om kennis te maken voordat ik iemand toeliet, twee maanden voordat ik iets persoonlijks losliet. Als je dan opeens weer een nieuwe hulpverlener krijgt begint het hele traject weer van voren af aan. Het stoorde me ook dat ik niet altijd werd meegenomen in beslissingen. Maar nu ik zelf in de jeugdzorg werk snap ik wel waarom dat niet gebeurde. Als je acht of negen cliënten hebt kun je ze overal bij betrekken. Maar als je er 25 hebt is dat onmogelijk te doen.’