WITBOEK
HELP! DE BADMEESTER VERZUIPT
Tekst Ronald de Kreij Beeld Alexander Dohmen, Israel Gil, FNV
DE FNV LEDEN IN HET WITBOEK MAKEN ZICH STERK VOOR MEER WAARDERING VOOR DE ZWEMONDERWIJZER

Cindy van Erp: ‘Waarom wordt ons loon niet gelijkgesteld aan het salaris in het basisonderwijs?.’
Hetzelfde werk doen, staand naast een collega die onder een andere cao valt en daardoor meer – of minder – verdient dan jij? Dat wil niemand. Toch is dat de situatie in de Nederlandse zwembaden. FNV Overheid stelde daarom een witboek samen om deze ongelijkheid – en meer – aan de kaak te stellen.
Eind jaren 60 verscheen een boek met als titel Help! De dokter verzuipt. Begin jaren 70 werd het boek verfilmd, waarna de vertoning ervan onder het publiek nogal wat ophef veroorzaakte (zie Wikipedia voor het antwoord op de vraag waarom).
Nu is er een Witboek zwembaden voor gemeenten dat in het verlengde van het bovenstaande boek net zo goed Help! De badmeester verzuipt had kunnen heten. Want er gebeuren vreemde dingen in het Nederlandse zwemonderwijs en met de mensen die er werken, constateert de FNV, die de afzender is van deze laatste uitgave. Het doel van het witboek is dan ook om minimaal net zoveel discussie te veroorzaken als de film in het Nederland van toen en het uitkleden van het vak zwemonderwijzer te stoppen.
Marktwerking veroorzaakt puinhoop
Wat is het geval? Heel kort samengevat komt het er op neer dat de invoering van marktwerking een chaos heeft veroorzaakt in het zwemonderwijs. Verschillende cao’s, lage salarissen, kleine aanstellingen, veel werkdruk… Het gevolg is veel uitstroom van gekwalificeerd personeel en weinig instroom van nieuw zwemonderwijzers. Zij die nog wel komen zijn bovendien vaak slechter opgeleid, wat vervolgens ook weer van invloed is op de kwaliteit van het zwemonderwijs. En dit laatste is iets dat we zeker in Nederland-Waterland al helemaal niet moeten willen.
In het witboek van de FNV komen in totaal dertien zwemonderwijzers en andere betrokkenen uit de zwembadbranche aan het woord. Ze vertellen over de impact die de marktwerking heeft op hen persoonlijk en op de organisatie waar zij werken. Hun verhalen zijn niet bepaald om vrolijk van te worden, maar de tien conclusies en aanbevelingen bestemd voor alle gemeenten waarmee het witboek afsluit, leiden op hun beurt gelukkig weer wel tot enig optimisme. De eerste drie aanbevelingen alleen al, ter illustratie: kies bewust uw cao, kies voor vast personeel en een leefbaar loon, en kies voor branche gekwalificeerd personeel.
De FNV gaat met haar leden dit najaar langs diverse zwembaden en gemeentebesturen. Het eerste exemplaar wordt aangeboden in Heerhugowaard aan de burgermeester en wethouders. En aan het ministerie van VWS, waarvoor de directeur Sport en beleidsmedewerkers zijn uitgenodigd bij SRO Zeist.
Eén landelijke cao Sport
‘We willen één landelijke cao Sport.’ Angela Lammers (55), zwemonderwijzer bij Heerhugowaard Sport NV én gedreven FNV-kaderlid, windt er geen doekjes om. ‘De situatie die we nu hebben is gewoon schrikbarend. We hebben weet ik hoeveel verschillende cao’s waarvan de één nog slechter dan de ander. Vroeger waren we allemaal ambtenaar onder één gemeente-cao. Maar inmiddels lijkt het zwemonderwijs een ondergeschoven kindje te zijn geworden.’
Ze hoopt dat het zwemonderwijs door het verschijnen van het witboek weer terug op de kaart komt bij de gemeenten. ‘In het belang van de kwaliteit van het zwemonderwijs, maar ook van de mensen die er werken, inclusief mijzelf. Ik zelf bijvoorbeeld sta er alleen voor. Ik heb vier kinderen en moet mijn inkomen alleen verdienen. Onder de cao Zwembaden moet je dan wel op zijn minst een volledige aanstelling hebben – en die krijgen steeds minder mensen – en dan nog lukt het nauwelijks. Het is elke maand weer de eindjes aan elkaar knopen.’
‘Het is een leuk beroep, hoor’, vervolgt ze, ‘want het is heel divers. Je werkt met mensen variërend van de heel jong tot heel oud. Maar toch gaan veel medewerkers die instromen vaak ook heel snel weer weg. Een betere toekomst tegemoet.’
Wat haar trouwens ook stoort is de kwaliteit van de opleidingen van het zwembadpersoneel. ‘Waar ik drie jaar over heb gedaan, kan nu al binnen een paar maanden, en zelfs na het volgen van een online lesprogramma. Het is een drama. De lagere scholingseisen zijn een tikkende bom onder de zwemveiligheid. Daarom laten wij bij ons nieuwkomers ook niet zomaar los. We houden ze zeker nog enige maanden onder begeleiding van een ervaren kracht. Dat vergroot overigens onze werkdruk, en we krijgen er niets voor terug.’
Meer verantwoordelijkheid, meer werkdruk
Vraag Cindy van Erp (34) wat haar drijft, en wees voorbereid op een spraakwaterval. Het tekent haar betrokkenheid bij haar werk. Het FNV-kaderlid werkt nu veertien jaar in het zwemonderwijs, tegenwoordig als teamleider en productmanager Recreatie bij Golfbad Oss, en draagt haar werk nog altijd een heel warm hart toe. Ware het niet dat…
‘Het is hartstikke leuk werk. Het was ooit een hobby: ik verzorgde zwemlessen voor de zwemvereniging. Zo ben ik er in gerold. Je ziet de laatste jaren helaas de maatschappij verharden en meer overlast ontstaan. Wij hebben daarom tegenwoordig de beveiliging standby, terwijl andere zwembaden de beveiliging zelfs letterlijk aan de deur hebben staan. Dit soort ontwikkelingen veroorzaken werkdruk en hebben invloed op je werkplezier.’
Door diverse carrièrestappen is Cindy inmiddels aanbeland aan het einde van de voor haar hoogst mogelijke loonschaal. Maar dan nog verdient ze nog maar net iets meer dan bijvoorbeeld een beginnende onervaren buurtsportcoach. ‘Waarom wordt ons loon eigenlijk niet gelijkgesteld aan het salaris in bijvoorbeeld het basisonderwijs? Ik verdien veel minder dan een gymleraar of docent. Terwijl we op zijn minst vergelijkbare verantwoordelijkheden hebben. Wij moeten net zo goed pedagogische kennis hebben en in didactisch opzicht is het werk zeker vergelijkbaar met een leraar lichamelijke opvoeding. De risico’s in een zwembad zijn zelfs nog groter dan in een gymzaal, dus bij ons mag er best wel wat bij.’
‘In de samenleving vervullen we een belangrijke verbindende rol’, vervolgt ze. ‘Iedereen komt bij ons, van jong tot oud en van arm tot rijk. Als daar wat meer waardering voor zou zijn, zou dat veel problemen oplossen. Een beter salaris betekent beter gemotiveerd personeel en maakt het werk aantrekkelijker voor nieuwkomers. Aan het werk zelf ligt het niet, het is echt dankbaar werk. Je ziet kleine kinderen met hele kleine stapjes groeien tot ze helemaal zelfstandig zwemvaardig zijn. Daarmee geef je ze plezier voor de rest van hun leven!’
Bezoek ook eens de Actiepagina Zwemonderwijs verdient beter - FNV met daarop onze petitie, een filmpje en de locaties waar en data wanneer we ons witboek gaan aanbieden.

Angela Lammers: ‘We hebben tegenwoordig weet ik hoeveel verschillende cao’s waarvan de één nog slechter dan de ander.’
DOOR DE LAGE LONEN STAAT HET WATER DE ZWEMONDERWIJZERS AAN DE LIPPEN
ZELFDE BAAN, ANDERE CAO, VERSCHILLENDE BELONING
Marianne Jongsma is bedrijfsleider van twee zwembaden in Zeist en De Bilt, waar de gemeenten in een joint venture samenwerken. ‘Zij zijn samenwerkingsverbanden aangegaan met stichtingen en commerciële exploitanten, om zo goedkoper uit te zijn. Voor hen is zwemonderwijs geen kerntaak meer en wordt de verantwoordelijkheid bij de ouders gelegd.’
Gevolg is echter wel dat Marianne’s collega’s in Amersfoort of Utrecht en zelfs binnen dezelfde koepelorganisatie onder andere cao’s vallen en voor precies het zelfde werk anders en doorgaans beter worden beloond. ‘Zij verdienen meer per uur’, zegt ze, ‘en hebben bijvoorbeeld een dertiende maand en een aanzienlijk langere uitloop in de functieschaal. Bovendien krijgen zij een betere vergoeding voor de hoge inflatie, waar ik alleen maar op kan hopen. We verliezen daarom ook personeel aan gemeentelijke zwembaden, waar in de cao Gemeenten een bijbaan als toezichthouder minimaal 14 euro per uur oplevert. In onze cao moet je voor dat uurloon al een ervaren zwemonderwijzer zijn.’
Ze vindt dat de situatie in de zwembaden te ver is doorgeslagen. ‘Gelijk werk moet gelijk betaald worden. De lage lonen zijn een gevolg van het gebrek aan waardering voor ons werk. Dat merk je steeds meer. Ik maak me er sterk voor dat het respect voor ons werk weer terugkomt. Als je ziet wat voor impact we hebben op de kinderen en welke verantwoordelijkheden wij hebben, dan mag daar best een betere beloning tegenover staan.’

